7.1.6 Soortnamen en eigennamen
De zelfstandige naamwoorden worden gewoonlijk in twee groepen verdeeld: soortnamen (ook wel 'gewone woorden' genoemd) en eigennamen.
- De soortnamen, die beginnen met een kleine letter en vaak een meervoudsvorm hebben, verwijzen naar zaken waarvan er meer dan één bestaat. Deze zaken worden beschreven in een woordenboek.
- De eigennamen, die beginnen met een hoofdletter en vaak geen meervoudsvorm hebben, verwijzen naar zaken waarvan er in beginsel slechts één bestaat. Deze zaak wordt niet in een woordenboek beschreven, maar in bijvoorbeeld een encyclopedie.
voorbeelden van soortnamen: avond, bakker, geheugen, glooiing, herinnering, stoel, waarheid
voorbeelden van eigennamen: Amsterdam, Nico Bakker, Beresjiet, Philips, Madurodam, Onze-Lieve-Vrouw
Soortnamen en eigennamen komen vooral aan de orde in 2.1.1, 2.1.9, 2.1.11, 3.1.1, 3.1.6.4 en 4.1.2.
Vorige paragraaf: 7.1.5 Sjwa |
Volgende paragraaf: 7.1.7 Transcriptie en translitteratie |