2.3.2 Beginselen
- 2.3.2.1 Volgens het Groene Boekje
- 2.3.2.2 Niet uitgesproken betekent niet weergegeven
- 2.3.2.3 Alleen de Nederlandse overige schrifttekens
- 2.3.2.2 Niet uitgesproken betekent niet weergegeven
2.3.2.1 Volgens het Groene Boekje
Woorden uit het Hebreeuws en Jiddisj die gebruikt worden in het Nederlands, worden geschreven volgens de beginselen van de spelling van het Nederlands, die te vinden zijn in het Groene Boekje. Dit houdt in:
- Geschreven worden de klanken die gezegd worden. ("We spellen een woord met de klanken die we horen in de standaarduitspraak van dat woord", artikel 1.1 van het Groene Boekje). Uitgangspunt zijn dus niet de letters waarmee het Hebreeuws en Jiddisj geschreven worden. (Letters die niet worden uitgesproken, worden niet weergegeven, en verschillende letters die hetzelfde worden uitgesproken, worden hetzelfde weergegeven.)
- De klanken worden geschreven met de lettertekens en andere schrifttekens van het Groene Boekje.
2.3.2.2 Niet uitgesproken betekent niet weergegeven
Er worden dus geen schrifttekens weergegeven die niet te horen zijn.
De voornaamste schrifttekens van het Hebreeuws die in de Sefardische uitspraak van de huidige staat Israël niet worden uitgesproken, zijn:
- de letters en ,
- de leesmoeders, dus de medeklinkertekens , , en , als daarmee klinkers worden aangeduid ( wordt Tora; de klinkers zelf worden wel weergegeven),
- de joed in de combinatie wordt achsjav; wordt banav),
- de afsluitende letter hee met een punt erin ( wordt gavoa; wordt soesa),
- het schriftteken sjwa dat niet wordt uitgesproken (zie 3.2.6),
- de dageesj forte, dus een punt in een letter die gewoonlijk als een verdubbeling wordt opgevat,
- de makeef, dus het verbindingsstreepje dat kan voorkomen tussen twee afzonderlijke woorden.
Het voornaamste schriftteken van het (Oost-)Jiddisj dat niet wordt uitgesproken, is:
- een alef zonder teken erbij, die voorkomt aan het begin van een woord.
2.3.2.3 Alleen de Nederlandse overige schrifttekens
Bij de overige schrifttekens worden alleen de Nederlandse gebruikt, op de Nederlandse manier. Daarbij gaat het met name om:
- accenttekens (zie 2.3.6.1)
- koppelteken (liggend streepje) (zie 2.3.6.2)
- trema (deelteken) en apostrof (zie 2.3.6.3)
- hoofdletters (zie 2.3.6.4)
Vorige paragraaf: 2.3.1 Inleiding |
Volgende paragraaf: 2.3.3 Klinkers |