2.2.1 Inleiding

2.2.1.1 Omzetting in vier tabellen
2.2.1.2 Transcriptie- en translitteratieregels
2.2.1.3 Omzetting via transcriptie van Hebreeuws
2.2.1.4 Omzetting via transcriptie van Jiddisj

2.2.1.1 Omzetting in vier tabellen

Dit hoofdstuk geeft vier tabellen om woorden uit het Hebreeuws en Jiddisj volgens Sofeer-regels in het Nederlands om te zetten. Ze kunnen worden gebruikt om woorden te spellen die niet in het woordenboek voorkomen.
Tabel 1 en tabel 2 zijn de hoofdtabellen, tabel 3 en 4 zijn afgeleiden daarvan.

Wie met het Hebreeuws en/of het Jiddisj vertrouwd is, treft in tabel 1 en 2 regels aan om rechtstreeks woorden uit deze beide talen te transcriberen. Hebreeuws en Jiddisj worden beide met Hebreeuwse letters geschreven, maar zijn twee verschillende talen met voor een deel eigen klanken. Die hebben daarom elk een eigen transcriptiesysteem nodig. Voor het Hebreeuws is dat tabel 1, en voor het Jiddisj tabel 2.
De twee tabellen laten, met een aantal restricties, ook zien wat tot de spelling heeft geleid van de woorden die in het woordenboek staan.

De omzettingstabellen 1 en 2 worden nader uitgewerkt in paragraaf 2.3 Omzettingsregels, waarbij ook voorbeelden worden gegeven.
Deze omzettingsregels worden verantwoord in hoofdstuk 3. Verantwoording van de spelling.

Wie op Engelse weergaven is aangewezen, bijvoorbeeld spellingen van internationale persbureaus, vindt in tabel 3 aanwijzingen om deze via translitteratie te vernederlandsen.
Wie met Nederlandse weergaven te maken heeft die elders gebruikt worden, kan tabel 4 gebruiken om door translitteratie bij Sofeer-spellingen terecht te komen.

In de tabellen 1 en 2 wordt ook aandacht besteed aan veel gebruikte weergaven in het Engels. Dit gebeurt om relaties te leggen met tabel 3. In tabel 1 is dat het systeem van de Encyclopaedia Judaica (deel I, blz. 90; zie 6.1.6), en in tabel 2 dat van het YIVO Institute for Jewish Research; zie 6.2.3).


2.2.1.2 Transcriptie- en translitteratieregels

In de tabellen 1 en 2 staan transcriptieregels. Bij transcriptie worden de klanken die worden gezegd, zo goed mogelijk met Nederlandse alfabetletters weergegeven. Transcriptie is zowel de basisregel van de Nederlandse spelling als het uitgangspunt bij Sofeer (zie 3.1.4). In die tabellen staan aan de linkerkant wel letters, maar daarmee zijn klanken bedoeld, die nu eenmaal met schrifttekens moeten worden aangeduid.

In de tabellen 3 en 4 staan translitteratieregels. Bij translitteratie worden geen klanken weergegeven, maar letters in andere letters omgespeld. Met de letters die in die tabellen aan de linkerkant staan, zijn inderdaad letters bedoeld.


2.2.1.3 Tabel 1: omzetting via transcriptie van Hebreeuws

De klanken die het uitgangspunt vormen in tabel 1, zijn die van het moderne Hebreeuws in het huidige Israël. Dat fungeert in ons taalgebied namelijk als referentie. Het zijn de klanken van het Sefardische Hebreeuws, dat in Israël de overhand heeft.

Tabel 1 geldt daardoor niet voor woorden uit Asjkenazische tradities of voor woorden uit het Hebreeuws die bij de Portugees-Israëlietische Gemeente in gebruik zijn. Die moeten volgens de algemene regels van het Nederlands worden geschreven, zoals in het woordenboek ook is gebeurd.

De andere woorden uit het Hebreeuws die in het woordenboek staan, zijn ook niet allemaal volgens de omzettingsregels van tabel 1 geschreven. Verschillende woorden hebben namelijk een gebruiks- en ook spellinggeschiedenis in onze taal die individuele afwegingen wenselijk maakte.

Maar bij woorden die niet in het woordenboek voorkomen, zal het meestal om nieuwe woorden gaan, zonder zo'n geschiedenis. Daardoor kunnen die volgens de regels van tabel 1 worden geschreven.


2.2.1.4 Tabel 2: omzetting via transcriptie van Jiddisj

Uitgangspunt in tabel 2 is de uitspraak van het Oost-Jiddisj die min of meer algemeen wordt aangehouden. Daarbij gaat het om een soort algemeen Oost-Jiddisj dat Jiddisje taalkundigen hebben proberen vast te stellen te midden van de dialecten die voorkomen.

Tabel 2 geldt niet helemaal voor de woorden in het woordenboek, want de meeste daarvan komen uit het West-Jiddisj. Dat werd in West-Europa gesproken, onder andere in onze streken, maar is in de negentiende eeuw zo goed als uitgestorven geraakt. Overblijfselen ervan zijn te vinden in boeken van Hartog Beem (zie 6.1.4). Het Oost-Jiddisj daarentegen, dat emigranten vanuit Oost-Europa over de wereld hebben verspreid, is tot de levende talen blijven horen. Als nieuwe woorden aan het Jiddisj worden ontleend, dan zal dat dus vaak het Oost-Jiddisj zijn.

Oost- en West-Jiddisj verschillen vooral van elkaar in de klinkers. In het woordenboek staan bijvoorbeeld woorden met de klinker ei, die in tabel 2 niet voorkomt. De medeklinkers in het Oost- en West-Jiddisj zijn daarentegen vrijwel dezelfde. Daarbij geldt tabel 2 dus voor beide taalvarianten.

Als een keer West-Jiddisje woorden moeten worden geschreven (bijvoorbeeld flaasj, 'vlees'), dan kunnen bij de klinkers de algemene regels van 2.3.3 worden toegepast. Datzelfde geldt voor de talrijke woorden in de Jiddisje woordenschat die van Hebreeuwse herkomst zijn.

Overigens zijn vele woorden die uit het (West-)Jiddisj in onze taal zijn overgenomen, daarin zo ingeburgerd geraakt, dat ze volgens de algemene spellingregels van onze taal worden geschreven (gein, goochem, ponem, smoes).

Hoewel Jiddisj op nog maar enkele plaatsen in de wereld wordt gebruikt, is een transcriptiesysteem voor ook die taal geen overbodige luxe. Het kan bijvoorbeeld dienst doen bij vertalingen van boeken in het Jiddisj waarin namen moeten worden getranscribeerd, of in tekstboekjes bij geluids-cd's waarop Jiddisje teksten gezongen worden.


Vorige paragraaf:
2.2 Omzettingstabellen
Volgende paragraaf:
2.2.2 Tabel 1. Transcriptie van Hebreeuws
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden