abraham
afbreking: | abra·ham | [ ? ] |
lidwoord: | de | |
meervoud: | abra·hams | |
herkomst: | Hebreeuws-Nederlands | [ ? ] |
letterlijk: | ontlening aan 'Abraham'; |
pop die Abraham voorstelt, gegeven aan mannen die vijftig jaar worden, gemaakt van brooddeeg of ander materiaal; oorsprong is vermoedelijk een interpretatie van Joh. 8:57 waarbij iemand die vijftig jaar is, Abraham gezien zou hebben | [ ? ] |
zie ook: | sara |