sjlemiel

afbreking: sjle·miel [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: sjle·mie·len  
herkomst: Jiddisj [ ? ]

 
  1. domkop, sukkel, slappeling;
  2. pechvogel
[ ? ]

spelling: Groene Boekje 2005: schlemiel(en), schlemielig(e)  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden