samoech

afbreking: sa·moech [ ? ]
herkomst: Hebreeuws [ ? ]
letterlijk: 'bijstaand, dichtbij';  

 
  1. degene die als voorlaatste wordt opgeroepen voor het lezen van de Tora;
  2. in 'samoech staan': aan de zijde van de chazan staan op hoge feestdagen (erefunctie)
[ ? ]

zie ook: acharon, maftier, masjliem  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden