Sjadai
afbreking: | Sja·dai | [ ? ] |
herkomst: | Hebreeuws (transcriptieversie) | [ ? ] |
voorbijbelse god, waarvan de naam in de Bijbel wordt gebruikt voor God; in vertalingen meestal: Almachtige, Ontzagwekkende (48x: Gen. 17:1 +, Ex. 6:3, Num. 24:4 +, Jes. 13:6, Ez. 1:24 +, Joël 1:15, Ps. 68:15 +, Job 5:17 +, Rt. 1:20 +) | [ ? ] |