Sichon
Sichon (1)
afbreking: | Si·chon | [ ? ] |
herkomst: | Hebreeuws (transcriptieversie) | [ ? ] |
koning van Chesbon, evenals Og horend tot de koningen van de Amorieten; de Israëlieten verslaan hem als zij het land ten oosten van de Jordaan in bezit nemen (37x: Num. 21:21 +, Deut. 1:4 +, Joz. 2:10 +, Recht. 11:19 +, 1 Kon. 4:19, Jer. 48:45, Ps. 135:11 +, Neh. 9:22) | [ ? ] |
verwant: | Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Sichon(2) | [ ? ] |
>
Sichon (2)
afbreking: | Si·chon | [ ? ] |
herkomst: | Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) | [ ? ] |
koning van Chesbon, evenals Og horend tot de koningen van de Amorieten; de Israëlieten verslaan hem als zij het land ten oosten van de Jordaan in bezit nemen (37x: Num. 21:21 +, Deut. 1:4 +, Joz. 2:10 +, Recht. 11:19 +, 1 Kon. 4:19, Jer. 48:45, Ps. 135:11 +, Neh. 9:22) | [ ? ] |
verwant: | Hebreeuws (transcriptieversie): Sichon | [ ? ] |