sjeliach tsiboer

afbreking: sje·li·ach tsi·boer [ ? ]
  [uitspraak: sjəliach] [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: sje·li·chee tsi·boer
[uitspraak: sjəlichee]
 
herkomst: Hebreeuws [ ? ]

  degene die in de dienst in de synagoge de gemeente voorgaat bij gebed en zang, chazan [ ? ]

zie ook: sjaliach, tsiboer  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden