sjamasj

afbreking: sja·masj [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: sja·ma·sjiem  
herkomst: Hebreeuws [ ? ]
letterlijk: 'dienaar';  

 
  1. koster van joodse gemeente;
  2. extra licht op een chanoekalamp (chanoekia) waarmee de acht andere lichten worden aangestoken
[ ? ]

verwant: Sefardisch Hebreeuws: samaas;
Jiddisj: sjammes
[ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden