Jizkour
afbreking: | Jiz·kour | [ ? ] |
lidwoord: | het | |
herkomst: | Asjkenazisch Hebreeuws | [ ? ] |
letterlijk: | 'moge Hij gedenken (de ziel van ?)'; |
beginwoord, tevens naam van gebed ter herdenking van een dode, voorkomend in de ochtenddienst van verschillende feestdagen na de Toralezing | [ ? ] |
verwant: | Hebreeuws: Jizkor | [ ? ] |