Mi Sjeberach
Mi Sjeberach (1)
afbreking: | Mi Sje·be·rach | [ ? ] |
lidwoord: | het | |
meervoud: | Mi Sje·be·rachs | |
herkomst: | Hebreeuws | [ ? ] |
letterlijk: | 'Hij die gezegend heeft (Avraham, Jitschak en Jaäkov)'; |
beginwoorden en naam van een gebed waarin wordt gevraagd om zegen voor de gemeenschap of een individu en dat o.a. wordt gezegd in de ochtenddienst van sjabbat en feestdagen, na de Toralezing (gemeenschap) of wanneer iemand opgeroepen wordt voor het lezen van de Tora (individu) | [ ? ] |
verwant: | Sefardisch Hebreeuws: Mi Sjeberach(2); Jiddisj: Miesjebeirech |
[ ? ] |
>
Mi Sjeberach (2)
afbreking: | Mi Sje·be·rach | [ ? ] |
[uitspraak: Sjəbeerach] | [ ? ] | |
lidwoord: | het | |
meervoud: | Mi Sje·be·rachs [uitspraak: Sjəbeerachs] |
|
herkomst: | Sefardisch (Portugees) Hebreeuws | [ ? ] |
letterlijk: | 'Hij die gezegend heeft (Avraham, Jitschak en Jaäkov)'; |
beginwoorden en naam van een gebed waarin wordt gevraagd om zegen voor de gemeenschap of een individu en dat o.a. wordt gezegd in de ochtenddienst van sjabbat en feestdagen, na de Toralezing (gemeenschap) of wanneer iemand opgeroepen wordt voor het lezen van de Tora (individu) | [ ? ] |
verwant: | Hebreeuws: Mi Sjeberach; Jiddisj: Miesjebeirech |
[ ? ] |