kahal

afbreking: ka·hal [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: ke·hi·lot
[uitspraak: kəhilot]
 
herkomst: Hebreeuws [ ? ]

 
  1. joodse gemeente;
  2. gemeenschap, publiek
[ ? ]

verwant: Hebreeuws ook: kehila;
Asjkenazisch Hebreeuws: kehillo;
Jiddisj: kaal, kehille, kille
[ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden