chidoesjiem
afbreking: | chi·doe·sjiem | [ ? ] |
lidwoord: | de | |
herkomst: | Hebreeuws | [ ? ] |
'novellen' (in juridische, halachische zin), als resultaat van een methode van Tora- en Talmoedstudie waarbij gestreefd wordt naar nieuwe halachische inzichten door niet allereerst de tekst te verklaren, maar vooral te letten op de beginselen en thema's daarvan | [ ? ] |