chesed

afbreking: che·sed [ ? ]
  [uitspraak: chèsed] [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: cha·sa·diem  
herkomst: Hebreeuws [ ? ]

  trouw, belangeloze dienst vanuit verbondenheid, genegenheid, gunst [ ? ]

zie ook: gemieles chesed, gemieloes chesed, gemiloet chesed  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden