Chananjahu, Chananja

afbreking: Cha·nan·ja·hu, Cha·nan·ja [ ? ]
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]
letterlijk: 'genadig is de Heer';  

 
  1. vader van Sedekia (Jer. 36:12);
  2. zoon van Heman(2)-3, zanger; andere naam: Chananja(2)-13 (1 Kron. 25:23);
  3. opperbevelhebber bij koning Uzzia-1 van Juda-4 (2 Kron. 26:11)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Chananjahoe [ ? ]
spelling: 'Chananjahu' wordt in de meeste vertalingen 'Chananja(2)'  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden