Tabor

afbreking: Ta·bor [ ? ]
lidwoord: de  
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]

 
  1. plaats aan de voet van de berg Tabor-2 (Joz. 19:22, 1 Kron. 6:62);
  2. berg op de grens van de gebieden van Naftali(2)-3, Zebulon-3 en Issachar-3 (7x: Recht. 4:6 +, Jer. 46:18, Hos. 5:1, Ps. 89:13)
[ ? ]

  Tabor  
verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Tavor [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden