nisan
nisan (1)
afbreking: | ni·san, ni·san | [ ? ] |
herkomst: | Hebreeuws (transcriptieversie) | [ ? ] |
eerste maand van het joodse jaar, in maart-april (Est. 3:7, Neh. 2:1); zevende maand bij telling vanaf Rosj Hasjana | [ ? ] |
verwant: | Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): nisan(2) | [ ? ] |
>
nisan (2)
afbreking: | ni·san | [ ? ] |
herkomst: | Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) | [ ? ] |
eerste maand van het joodse jaar, in maart-april (Est. 3:7, Neh. 2:1); zevende maand bij telling vanaf Rosj Hasjana | [ ? ] |
verwant: | Hebreeuws (transcriptieversie): nisan | [ ? ] |