Hagomeel
afbreking: | Ha·go·meel | [ ? ] |
[uitspraak: hağomeel] | [ ? ] | |
lidwoord: | het | |
herkomst: | Hebreeuws | [ ? ] |
letterlijk: | 'Die (weldaden) bewijst'; |
beginwoord, tevens naam van een zegenspreuk die wordt gezegd als men is ontkomen aan een groot gevaar, zoals een gevaarlijke reis of een ernstige ziekte | [ ? ] |
zie ook: | gomeel |